субота, 17. март 2012.

In de literatuur na de oorlog, in de jaren veertig en vijftig speelt de oorlog een onzettend belangrijke rol. Als de resultaat, verscheen er een uniek begrip: Holocaust- literatuur. Daaronder verstaan we enkele genres: egodokumenten(dagboeken, brieven...), boeken die na de oorlog zijn geschreven die eigenlijk herinneringen van Joden zijn en ten slotte oorlogsfictie die door niet-Joodse auteurs is geschreven. Toen werd de literatuur een soort hulpmiddel die nodig was om catastrofe, pijn en trauma’s proberen te begrijpen en te verwerken. Niemand kon tijdens en vooral na de oorlog dezelfde wezen blijven. Hoewel mensen zo snel moglijk de gruwelijkheden van de oorlog wilden vergeten, was de oorlog toch een onvermijdelijk thema.

Egodonkumenten zijn een echt specifiek verschijnsel in de literatuur omdat ze volledig authentiek zijn. Auteurs hebben hun echte gevoelens, gebeurtenissen, gedachten beschreven. Ze verzonnen niets. Alles is echt . Natuurlijk zijn ze subjectief maar dat is de schoonheid daarvan. Het wereldbekende oorlogsdagboek van Anne Frank bevat haar adolescente leven, vragen over haar eigen identiteit maar ook gedetailleerde beschrijvingen van het huis waar ze woonde en hoe de situatie binnen het Achterhuis was en ook wat ze over die situatie buiten wist. Dat zijn nuttige informatie want op die manier krijgen we beter inzicht in de oorlog. Aan de andere kant shreef Etty Hillesum over haar leven toen ze in Westerbork was. Er is vooral en bijna uitsluitend sprake van een schaamtegevoel. Een werk dat alleen kan bestaan door overwinning van deze schaamte. Daar ligt in eerste instantie het belang en de bekoring van dit dagboek, een ego-document bij uitstek


Нема коментара:

Постави коментар