De ethische politiek is een
soort politieke overtuiging die in 1901
werd gelanceerd. Nederland ’als Christelijke Mogenheid’ had een taak de
inheemse bevolking te ‘verheffen’, op te voeden tot de zelfstandigheid en te
beschermen. Het uitgangspunt was de modernisering van de lokale inwoners van de Indische archipel.
Het doeleind zou het zelfbestuur van Indiërs zijn, met andere woorden, de
Indiërs zouden in staat zijn hun eigen bestuur in handen te nemen. Aan de ene
kant was dit koloniale beleid gebaseerd op ontwikkeling van de inlandse bevolking.
Dat rechtvaardigde eigenlijk de koloniale rol. Maar aan de andere kant waren
Nederlanders gericht op territoriale expansie. Die zijn heel tegenstrijdige
doelstellingen. Daarom was de relatie tussen de Nederlanders en de Indiërs heel
ingewikkeld en vol talrijke dubbelzinnigheden. Enerzijds de ontwikkeling van de
inheemse maatschappij, en anderzijds uitbreiding van het koloniale gezag. Deze
tegenstellingen leidden op het einde tot de mislukking van ‘de ethische
politiek’.
Пријавите се на:
Објављивање коментара (Atom)
Нема коментара:
Постави коментар